Перевод: со всех языков на нидерландский

с нидерландского на все языки

С нидерландского на:
Все языки
Со всех языков на:
Все языки
Английский
Нидерландский
Французский

van bos

Толкование Перевод

1 woodsy

adj. van bos; bosachtig

woodsy

[ woedsie] 〈 woodsier〉〈 Amerikaans-Engels〉

1 bosachtig ⇒ bossig, bos-

English-Dutch dictionary > woodsy
2 contour

contour [kõtoer]

〈m.〉

1 omtrek(lijn) ⇒ omlijning, rand, zoom 〈 van bos〉

2 〈 meervoud〉 kronkelingen ⇒ bochten, krommingen

♦voorbeelden:

1 contour du corps humain • (fraaie) ronding van het menselijk lichaam

1. m
omtrek(lijn), omlijning
2. contours
m pl

kronkelingen, bochten

Dictionnaire français-néerlandais > contour
3 reforest

v. opnieuw aanleggen van bos

reforest

[ rie:forrist] 〈zelfstandig naamwoord: reforestation〉〈 Amerikaans-Engels〉

1 herbebossen

English-Dutch dictionary > reforest
4 botte

botte [bot]

〈v.〉

1 bos ⇒ bundel

2 laars

3 stoot 〈 van degen〉

♦voorbeelden:

1    botte de paille • bos stro

2    bottes de cavalier, d'équitation • rijlaarzen

la botte de l'Italie • de laars van Italië

〈 informeel〉 en avoir plein les bottes • er van balen, het spuugzat zijn

〈 figuurlijk〉 cirer les bottes à qn. • iemands hielen likken

〈 informeel〉 faire dans les bottes de qn. • het wat al te bont maken bij iemand

〈 informeel〉 graisser ses bottes • zich klaarmaken voor de (grote) reis

lécher les bottes de, à qn. • iemands hielen likken, voor iemand kruipen

être à la botte de qn. • van iemand bevelen ontvangen

  → foin

3    porter, pousser une botte • een onverhoedse aanval doen; 〈 figuurlijk〉 een lastige vraag stellen

f

1) (hoge) laars

2) bos, bundel, boeket

3) stoot [van degen]

Dictionnaire français-néerlandais > botte
5 shock

n. schok; opschudding; electrische schok; bos; bos (haar)
--------
v. schok geven; aanstoot geven; schokken; een schok geven (electriciteit; hokken (schoven graan)

shock¹

[ sjok]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 aardschok

2 〈 informeel〉 schokbreker

3 〈 informeel〉 dikke bos 〈 van haar〉

♦voorbeelden:

3   shock of hair • dikke bos haar

II 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 schok ⇒ schrik, (onaangename) verrassing

2 (elektrische) schok

♦voorbeelden:

1   come upon someone with a shock • een (grote) schok zijn voor iemand

III 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 shock 〈 ook medicijnen, geneeskunde〉

♦voorbeelden:

1   die of shock • sterven tengevolge van een shock

————————

shock²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 een schok veroorzaken

II 〈 overgankelijk werkwoord〉〈 vaak passief〉

1 schokken ⇒ choqueren, laten schrikken

2 een schok geven 〈 ook elektriciteit〉 ⇒ een shock veroorzaken bij

♦voorbeelden:

1   be shocked at/by • geschokt zijn door

2   get shocked • een (elektrische) schok krijgen

English-Dutch dictionary > shock
6 wood

adj. houten; bos-
--------
n. hout; bos; plank; planken ton; blokfluit; golfstick
--------
v. bebossen; met hout bedekken; hout aanvoeren

wood¹

[ woed]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈 vaak meervoud met enkelvoud betekenis〉 bos

2 〈 bowls〉 bowl 〈 eenzijdig verzwaarde bal〉

3 golfclub met houten kop

♦voorbeelden:

1   a walk in the woods • een wandeling in het bos/de bossen

¶ he can't see the wood for the trees • hij ziet door de bomen het bos niet meer

     out of the wood/ 〈 Amerikaans-Engels〉 woods • in veilige haven, buiten gevaar, uit de problemen

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 hout

♦voorbeelden:

1   made of wood • van hout

     I haven't had the flu this winter yet, touch/ 〈 Amerikaans-Engels〉 knock (on) wood • ik heb deze winter nog geen griep gehad, laat ik het afkloppen

¶ from the wood • uit het vat/de tap, op fust

→ dead dead/

————————

wood²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 houten

English-Dutch dictionary > wood
7 firewarden

n. wacht die verantwoordelijk is voor beheer en bescherming van het bos, boswachter; brandwacht van het bos

English-Dutch dictionary > firewarden
8 bois

bois [bwaa]

〈m.〉

1 hout

2 bos ⇒ bomen

3 houten voorwerp ⇒ stuk hout, schacht, schijf, steel, blok, lijst, frame

4 〈 meervoud〉 gewei

5 〈 meervoud〉 houten blaasinstrumenten

6 houtsnede

♦voorbeelden:

1    bois de chauffage, de feu • brandhout

bois de construction, d'oeuvre • timmerhout

bois dur • hardhout

bois flotté • vlothout

on verra, va voir de quel bois je me chauffe! • men zal mij nog leren kennen!

montrer de quel bois on se chauffe • laten zien waartoe men in staat is

être du bois dont on fait les flûtes • meegaand zijn

n'être pas de bois • niet van hout zijn 〈 ook figuurlijk〉

touchons du bois • even afkloppen

  → faim, flèche, homme, visage

3    bois de lit • houten geraamte van bed

1. m
1) hout

2) bos

3) houten voorwerp
2. m pl
1) gewei

2) houten blaasinstrumenten

Dictionnaire français-néerlandais > bois
9 sylvestre

sylvestre [sielvestr]

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 bos- ⇒ woud-, van het bos, van het woud

♦voorbeelden:

¶ pin sylvestre • grove den

Dictionnaire français-néerlandais > sylvestre
10 bunch

n. bos; groep
--------
v. samendringen; vouwen

bunch¹

[ buntsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 bos(je) ⇒ bundel, tros

2 〈 informeel〉 troep(je) ⇒ groep(je), stel(letje)

♦voorbeelden:

1   a bunch of flowers • een bos(je) bloemen

     a bunch of grapes • een tros(je) druiven

     a bunch of keys • een sleutelbos

2   the best of the bunch • de beste van het stel

————————

bunch²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 samendringen/drommen/hopen

2 kreuke(le)n

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 samenballen/binden/bundelen

2 kreuke(le)n ⇒ verfrommelen

English-Dutch dictionary > bunch
11 track

n. spoor; pad; baan; kanaal (van televisie)
--------
v. een weg volgen; bewegingen volgen; reizen, oversteken, najagen

track¹

[ træk] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 spoor 〈 ook figuurlijk〉

2 〈 voornamelijk meervoud〉 voetspoor ⇒ (voet)afdruk; prent 〈 van dieren〉

3 pad ⇒ bos/landweg; 〈 figuurlijk ook〉 weg, baan

4 ren/racebaan ⇒ wielerbaan

5 (spoor)rails

6 rupsband

7 soundtrack ⇒ klankstrook 〈 van film〉

8 nummer 〈 op cd, grammofoonplaat〉

9 track ⇒ (opname)spoor 〈 op (cassette)band〉

♦voorbeelden:

1   on the right/wrong track • op het goede/verkeerde spoor 〈 ook figuurlijk〉

     go off the beaten track • ongebaande wegen bewandelen 〈 voornamelijk figuurlijk〉

     be on someone's track • iemand op het spoor zijn

2   〈 figuurlijk〉 cover (up) one's tracks • zijn sporen uitwissen

¶ 〈 Amerikaans-Engels〉 the wrong side of the (railroad) tracks • de achterbuurten

     lose/keep track of • uit het oog verliezen/contact houden met; (niet meer) op de hoogte blijven van

     〈 slang〉 make tracks • 'm smeren

     〈 Amerikaans-Engels〉 across the tracks • in de achterbuurten

     〈 informeel〉 in one's tracks • ter plaatse/plekke

→ hot hot/

————————

track²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 in de (platen)groef lopen 〈 van grammofoonnaald〉

2 bewegen en filmen 〈 van camera(man)〉

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 het spoor volgen van ⇒ volgen

2 〈+down〉 (op)sporen ⇒ ontdekken, naspeuren

English-Dutch dictionary > track
12 deep

adj. diep
--------
adv. diep
--------
n. diep

deep¹

[ die:p] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 diepte ⇒ afgrond

♦voorbeelden:

¶ the deep 〈 formeel〉 • het diep, de zee

————————

deep²

〈 deepness〉

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 diep ⇒ diepgelegen/liggend, ver(afgelegen/verwijderd)

2 〈 in het bijzonder als 2e lid van samenstellingen〉 diep

3 diep(zinnig) ⇒ onbevattelijk, moeilijk, duister; 〈 Brits-Engels ook van persoon〉 ondoorgrondelijk, ontoegankelijk

4 diep(gaand) ⇒ ernstig, hevig

5 diep ⇒ intens 〈 van gevoelens〉; donker 〈 van kleuren〉

6 diep ⇒ laag, zwaar 〈 van geluid〉

♦voorbeelden:

1   deep border • brede rand

     the deep end • het diepe 〈 in zwembad〉

     deep shelf • diepe/brede plank

     〈 Amerikaans-Engels〉 Deep South • diepe Zuiden 〈 Louisiana, Mississippi, Alabama, Georgia en Zuid-Carolina〉

4   take a deep breath • diep ademhalen

     in deep debt • diep in de schuld

     deep feelings/sleep • diepe gevoelens/slaap

     deep understanding • grondig begrip

¶ go/jump in at the deep end • een sprong in het duister wagen

     〈 informeel〉 go off the deep end • uit zijn vel springen (van woede)

     thrown in at the deep end • meteen voor het blok gezet, meteen met het moeilijkste (moeten) beginnen

     be caught between the devil and the deep (blue) sea • tussen twee vuren zitten, tussen twee kwaden moeten kiezen

     〈 medicijnen, geneeskunde〉 deep therapy • radiotherapie

     deep waters • onbekende aspecten

     in deep water(s) • in grote moeilijkheden

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉

1 diep ⇒ ver

2 diep ⇒ verdiept, verzonken

♦voorbeelden:

1   deep in the forest • diep in het bos

2   deep in conversation • diep in gesprek

III 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief na het zelfstandig naamwoord〉

1 dik ⇒ achter/naast elkaar

♦voorbeelden:

1   the people were standing ten deep • de mensen stonden tien rijen dik

————————

deep³

〈 bijwoord〉

1 diep ⇒ tot op grote diepte

♦voorbeelden:

1   deep into the night • tot diep in de nacht

English-Dutch dictionary > deep
13 blind

adj. blind; verblind
--------
n. gordijn; mom; misleiding
--------
v. verblinden

blind¹

[ blajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 scherm ⇒ jaloezie, zonnescherm, rolgordijn

2 voorwendsel ⇒ uitvlucht, dekmantel

3 〈 Amerikaans-Engels〉 schuilhut 〈 van jagers〉 ⇒ schuilplaats, observatiehut

4 〈Brits-Engels; slang〉 zuippartij

♦voorbeelden:

1   pull down the blinds • trek de jaloezieën naar beneden

2   his job is a blind for his spying activities • zijn baantje is een dekmantel voor zijn spionagewerk

→ Venetian Venetian/

————————

blind²

〈bijvoeglijk naamwoord; blindness〉

1 blind ⇒ zonder te (kunnen) zien; 〈 figuurlijk〉 ondoordacht, roekeloos

2 blind ⇒ zonder begrip, ongevoelig

3 blind ⇒ onoverzichtelijk, aan het oog onttrokken

4 doodlopend ⇒ 〈 figuurlijk〉 zonder vooruitzichten

5 blind ⇒ zonder opening

♦voorbeelden:

1   blind anger • blinde woede

     as blind as a bat/mole • zo blind als een mol, stekeblind

     blind faith • blind geloof/vertrouwen

     blind landing • blinde landing 〈 op de instrumenten〉

     he was blindly groping his way through the forest • tastend zocht hij zijn weg door het bos

     blindly follow the leader • onvoorwaardelijk de leider volgen

     blind in one eye • blind aan één oog

     blind with rage • blind van woede

     the blind • de blinden

2   be blind to someone's faults • geen oog hebben voor de fouten van iemand

3   blind corner • blinde hoek

4   blind alley • doodlopend straatje

¶ not a blind bit of • geen schijn van, niet de/het minste

     〈 informeel〉 blind date • afspraak tussen elkaar nog onbekende man en vrouw; elk van de partners daarbij

     turn a blind eye to something • iets door de vingers zien, een oogje dichtknijpen voor iets

     blind letter • onbestelbare brief

————————

blind³

〈 werkwoord〉

1 verblinden ⇒ blind maken

2 verblinden ⇒ misleiden, begoochelen

3 verduisteren ⇒ verbergen, overschaduwen

4 blinddoeken

♦voorbeelden:

2   blind someone with science • iemand overstelpen/overdonderen met kennis/feiten

3   the shrubbery blinds the windows • de heesters verduisteren het raam

————————

blind⁴

〈 bijwoord〉

1 blind(elings) ⇒ ondoordacht, roekeloos

♦voorbeelden:

1   fly blind • blind/op de instrumenten vliegen

¶ blind drunk • stomdronken

English-Dutch dictionary > blind
14 coupe

coupe [koep]

〈v.〉

1 coupe ⇒ glas, kelk, bokaal

2 〈 sport en spel〉 beker ⇒ cup

3 (het) snijden ⇒ (het) knippen, (het) maaien

4 (het) kappen ⇒ (het) hakken, kap

5 coupe ⇒ pasvorm, snit, vorm 〈 van gezicht〉

6 doorsnede ⇒ snede

7 〈 kaartspel〉 (het) afnemen

8 〈 taalkunde〉 (het) afbreken 〈 van woorden〉

♦voorbeelden:

1    〈 figuurlijk〉 la coupe est pleine, déborde • de maat is vol

〈 spreekwoord〉 il y a loin de la coupe aux lèvres • tussen lepel en mond valt veel pap op de grond

3    coupe de cheveux • (het) knippen van het haar, kapsel

une coupe et un shampooing • wassen en knippen

étoffe dure à la coupe • stof die moeilijk is te knippen

4    coupe sombre • (het) uitdunnen van een bos; 〈 figuurlijk〉 belangrijke besnoeiing

faire des coupes sombres dans un texte • veel schrappen in een tekst

coupe à blanc • kaalslag

8    mauvaise coupe • afbreekfout

¶    boire la coupe jusqu'à la lie • de lijdensbeker tot op de bodem ledigen

être, se trouver sous la coupe de qn. • het eerste moeten spelen nadat is gecoupeerd; 〈 figuurlijk〉 afhankelijk van iemand zijn

f

1) beker, glas, bokaal

2) bekerwedstrijd

3) (het) snijden, knippen

4) (het) hakken, kap

5) pasvorm, snit

6) (door)snede

7) (het) afbreken [woorden]

Dictionnaire français-néerlandais > coupe
15 coupé

coupe [koep]

〈v.〉

1 coupe ⇒ glas, kelk, bokaal

2 〈 sport en spel〉 beker ⇒ cup

3 (het) snijden ⇒ (het) knippen, (het) maaien

4 (het) kappen ⇒ (het) hakken, kap

5 coupe ⇒ pasvorm, snit, vorm 〈 van gezicht〉

6 doorsnede ⇒ snede

7 〈 kaartspel〉 (het) afnemen

8 〈 taalkunde〉 (het) afbreken 〈 van woorden〉

♦voorbeelden:

1    〈 figuurlijk〉 la coupe est pleine, déborde • de maat is vol

〈 spreekwoord〉 il y a loin de la coupe aux lèvres • tussen lepel en mond valt veel pap op de grond

3    coupe de cheveux • (het) knippen van het haar, kapsel

une coupe et un shampooing • wassen en knippen

étoffe dure à la coupe • stof die moeilijk is te knippen

4    coupe sombre • (het) uitdunnen van een bos; 〈 figuurlijk〉 belangrijke besnoeiing

faire des coupes sombres dans un texte • veel schrappen in een tekst

coupe à blanc • kaalslag

8    mauvaise coupe • afbreekfout

¶    boire la coupe jusqu'à la lie • de lijdensbeker tot op de bodem ledigen

être, se trouver sous la coupe de qn. • het eerste moeten spelen nadat is gecoupeerd; 〈 figuurlijk〉 afhankelijk van iemand zijn

m

coupé

Dictionnaire français-néerlandais > coupé
16 burn

n. brandwond; brand
--------
v. branden; aanbranden; verbranden

burn¹

[ bə:n]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 brandwond ⇒ brandgaatje

2 brandperiode/tijd 〈 van raketmotor〉

3 door afbranding vrijgemaakt stuk bos

4 〈 Noord-Engeland en Schots-Engels〉 stroompje ⇒ beekje

♦voorbeelden:

1   a third-degree burn • een derdegraadsverbranding

2   a one-minute burn to correct course • een koerscorrectie van één minuut

II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉

1 branderigheid ⇒ het branden/bijten

♦voorbeelden:

¶ the burn of iodine • het bijten van jodium

————————

burn²

〈 ook burnt, burnt [bə:nt]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 branden ⇒ gloeien

♦voorbeelden:

1   you don't seem to be burning to accept my offer • zo te zien sta je niet te springen om op mijn aanbod in te gaan

     burn away • doorbranden, verder branden

     burn low • uitgaan/doven

     burning for an ideal • in vuur en vlam voor een ideaal

     burning with ambition • verteerd door ambitie

     burn with anger • zieden/koken van woede

→ burn down burn down/

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 branden ⇒ af/ver/ontbranden, in brand staan/steken

♦voorbeelden:

1   the acid burnt its way through the cloth • het zuur brandde door de stof

     the soup burnt my mouth • ik heb mijn mond aan de soep gebrand

     her skin burns easily • ze verbrandt snel (in de zon)

     burn away • op/wegbranden; 〈 figuurlijk〉 verteren

     burn off • weg/afbranden, schoon/leegbranden

     be burnt to ashes • in de as worden gelegd

     burn to death • door verbranding om het leven brengen

→ burn down burn down/, burn out burn out/, burn up burn up/

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 branden/lopen/werken op ⇒ gebruiken als brandstof

♦voorbeelden:

1   this engine burns coal • deze machine loopt op kolen

English-Dutch dictionary > burn
17 bush

n. George Walker Bush (geboren 1946), 43-ste president van de Verenigde Staten (2001-), vroeger gouverneur van Texas; George Walker Bush (geboren 1924), 41-ste president van de Verenigde Staten (1989-1993); familienaam

bush

[ boesj]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 struik ⇒ bosje

2 (haar)bos ⇒ 〈 in het bijzonder slang〉 baard, struikgewas

♦voorbeelden:

¶ beat about/around the bush • ergens omheen draaien, niet ter zake komen

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 struikgewas ⇒ onderhout, kreupelhout

2 〈 the〉 rimboe ⇒ woestenij, wildernis 〈 voornamelijk in Afrika en Australië〉

♦voorbeelden:

2 take to the bush • in de rimboe onderduiken 〈 voornamelijk van ontsnapte gevangene〉

English-Dutch dictionary > bush
18 bouquet

n. boeket, bos bloemen; geur en smaak (v. wijn)

bouquet

[ bookee, boe:-]

1 boeket ⇒ bos bloemen, ruiker

2 complimentje ⇒ lof

3 boeket ⇒ geur en smaak 〈 van wijn〉

♦voorbeelden:

1 bouquet garni • kruidenbuiltje

English-Dutch dictionary > bouquet
19 Schlag

Schlag

〈m.; Schlag(e)s, Schläge〉

1 slag 〈 ook landbouw, scheepvaart〉 ⇒ klap, klop, bons

2 slag ⇒ het slaan

3 schok 〈 door elektriciteit〉

4 (het) slag ⇒ soort

5 (duiven)til

6 〈 informeel〉beroerte, attaque

7 〈 biologie〉 slag ⇒ roep

8 〈 bosbouw〉 kap

9 〈 bosbouw〉hakhout, -bos

10 〈 informeel〉 schep 〈 eten〉

11 〈 verouderd〉 portier 〈 van rijtuig, auto〉

12 〈 Oostenrijk〉 (slag)room

♦voorbeelden:

1    Schläge bekommen, beziehen • een pak slaag krijgen

gleich gibt, setzt es Schläge! • dadelijk vallen er klappen!

〈 figuurlijk〉 jemandem einen Schlag versetzen • bij iemand hard aankomen

keinen Schlag tun • geen klap, moer doen, geen hand uitsteken

〈 informeel〉 alles auf einen Schlag tun • alles in één klap, tegelijk doen

〈 figuurlijk〉 das ist ein Schlag ins Gesicht • dat is een klap in het gezicht

〈 figuurlijk〉 das ist ein Schlag ins Kontor • dat is een knuppel in het hoenderhok, een lelijke tegenvaller

〈 figuurlijk〉 ein Schlag ins Leere, ins Wasser • een slag in de lucht

〈 informeel〉 mit einem Schlag • met één slag, in één klap

ein Schlag unter die Gürtellinie 〈 ook figuurlijk〉 • een stoot onder de gordel

2    Schlag 5 Uhr • klokslag 5 uur

4    vom alten Schlag • van de oude stempel

6    der Schlag soll dich treffen! • val dood!

〈 figuurlijk〉 mich rührt, trifft der Schlag! • (a) ik word er niet goed van!; (b) ik sta paf!

〈informeel; figuurlijk〉 wie vom Schlag getroffen, gerührt • als door de bliksem getroffen

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Schlag
20 Boulogne

n. Boulogne (naam van een bos in het noorden van parijs in frankrijk)

English-Dutch dictionary > Boulogne

Страницы

См. также в других словарях:

Bos Taurus — Bos taurus … Wikipédia en Français
Bos primigenius f. taurus — Bos taurus Bos taurus … Wikipédia en Français
Bos primigenius taurus — Bos taurus Bos taurus … Wikipédia en Français
Bos taurus — Bos taurus … Wikipédia en Français
Bos en Lommer — ist ein Stadtviertel der niederländischen Hauptstadt Amsterdam, Provinz Nordholland und liegt im Stadtbezirk Amsterdam West. Das Viertel war im Jahre 1990 ein unabhängiger Distrikt und gehört zu den vierzig sogenannten Problembezirken (2009) in… … Deutsch Wikipedia
Bos primigenius — Aurochs Pour l’article homophone, voir Oroch … Wikipédia en Français
Bos primigenius primigenius — Aurochs Pour l’article homophone, voir Oroch … Wikipédia en Français
Bos taurus — «res» redirige aquí. Para otras acepciones, véase res (desambiguación). Vaca / toro … Wikipedia Español
Bos taurus — Bos taurus … Wikipédia en Français
Bos — Taxobox name = Bos image width = 250px image caption = Banteng ( Bos javanicus ) regnum = Animalia phylum = Chordata classis = Mammal ordo = Artiodactyla familia = Bovidae subfamilia = Bovinae genus = Bos genus authority = Linnaeus, 1758… … Wikipedia
Van den Bos (crater) — lunar crater data latitude=5.3 N or S=S longitude=146.0 E or W=E diameter=22 km depth= Unknown colong=214 eponym=Willem H. van den BosVan Den Bos is a small lunar crater that is joined to the south southwestern outer rim of the slightly larger… … Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

van bos

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

van bos

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: